Kunst

CRUSH: over outsider fotograaf John Kayser

Artikel



Ik heb niets met erotica in de literatuur, film, theater. Erotica in het huwelijk, alla, als het maar binnen de grenzen van het betamelijke blijft: lingerie, speeltjes, waxinelichtjes – laat maar, doe geen moeite. Ik heb ook niets met erotica in de kunst: ongemakkelijk (in hedendaags lingo: awkward), smakeloos, plat, pervers, opportunistisch, cheesy. Hou gewoon je kleren aan, en doorlopen.

Maar toch ben ik sinds een paar jaar bevangen geraakt door erotica, gemaakt door outsider kunstenaars. En dan met name outsider fotografie, die – zoals vaak opgang doet voor outsiderkunst – helemaal niet gemaakt is voor de ‘kunstmarkt’, niet voor de openbaarheid, en daarom ook zelden getoond is bij leven van de kunstenaar, en vaak pas na diens dood ontdekt is: bij het uitruimen van de huizen na het overlijden, op rommelmarkten, veilingen. Vivian Maier is een fraai recent voorbeeld, het fotograferende kindermeisje, vorig jaar nog te zien in FOAM.

Met die outsiderkunst, en dan met name de fotografische variant, is iets aan de hand. Mijn echtgenote noemt het ‘ego-loze’ kunst. Zoals wel vaker heeft ze dat scherp gezien, en het neemt daardoor gelijk mijn grootste ongemak weg bij het zien van zogenoemde erotische kunst: deze ‘foto brut’ (naar Art Brut, de term die de Franse kunstenaar Jean Dubuffet gebruikte voor outsiderkunst, mede om het van het stigma ‘gekkenkunst’ te ontdoen) is niet bedoeld om de ander te behagen, pleasen, prikkelen, shockeren, of nog erger: op te naaien. Het ego van de ander is non-descript, afwezig, out of focus. Maar het ego van de kunstenaar is dat eveneens: die wil geen aandacht voor zichzelf of het werk. Juist daar, in die eenzaamheid, ligt mijn interesse.

Of anders gezegd: daar is de erotica puur en authentiek. Het bekijken waard.

Het werk van outsider kunstenaars Henry Darger en Morton Bartlett is altijd met een zweem van pedofilie omgeven. Niet omdat ze pedofiel waren, maar omdat de maatschappelijke blik altijd gefocust is op ‘ongezonde fascinaties’. Wie het dramatische verhaal van Bartletts leven kent – ouders zeer jong overleden, als wees opgegroeid, nooit een relatie gehad, maakte eigenhandig zeer realistische poppen (van jonge kinderen), en ook de poppenkleren, waarna hij ‘zijn kinderen’ ensceneerde en fotografeerde – begrijpt dat deze man gehunkerd heeft naar familie, naar kinderen, naar enige vorm van menselijk contact, het maakt de foto’s alleen maar meer hartverscheurend.

Als die hunkering ons tot pedofiel maakt, dan zijn wij allen pedofiel.

Eugene von Bruenchenhein, die zijn vrouw Marie eindeloos fotografeerde, behangen met kralenkettingen, wulps maar nooit ordinair. Een groot voorbeeld voor Cindy Sherman, die ook goed gekeken heeft naar de ‘photo booth’ werken van de op straat levende fotografe Lee Godie. Of Fransman Marcel Bascoulard, wiens vader om het leven werd gebracht door zijn moeder, en zelf ook een gewelddadig einde kende: zijn zelfportretten ‘in drag’ laten niemand onberoerd.

De Tsjech Miroslav Tichý maakte fotocamera’s van afvalmateriaal zodat hij onopvallend foto’s kon maken van zonnende vrouwen in de buitenlucht, in zwembaden, op straat, waar dan ook. Qua compositie lijkt het nergens op: vaag, schots en scheef, knullig eigenlijk. Op veilingen leveren foto’s van Tichý van blote vrouwen het meeste geld op – uiteraard. Het is ego-loze kunst in optima forma, want deze kunstenaar genoot wél een opleiding maar liet ‘de markt’ links liggen.

In eigen land kennen we Gerard Fieret, die eindeloos veel vrouwen fotografeerde, en de voorkant van de foto’s bestempelde met zijn naam – paranoia gevangen in beeld.

In Italië leidde de vermaarde ontwerper Carlo Molino een artistiek dubbelleven: zijn huis had hij zo ingericht dat hij er polaroids van vrouwen kon maken, extreem esthetisch vastgelegd.

John Kayser (1922-2007), van wie een soloshow opent bij Gerhard Hofland Galerie, een expositie die ik samen met Hofland cureerde – dus vergeef me mijn partijdigheid – is een fotograaf die ik een aantal jaar geleden ontdekte en die me al jaren fascineert. Ook hier het klassieke verhaal: nooit getoond bij leven, en bij het uitruimen van zijn huis in Los Angeles stootte men op dozen vol foto’s en filmpjes van vrouwen, die door Kayser over een periode van enkele decennia in een eindeloze sequentie van poses werden gefotografeerd, met als rode draad: de soft crush. De modellen, die hij overal vandaan scharrelde, zitten (of staan, of liggen) altijd op voorwerpen of materialen: van doeken, bloemen, berenvellen, etenswaren en kranten tot John Kayser zelf, die vaak de onderliggende partij is, waarbij de vrouwen over hem heen lopen of op hem zitten.

De vrouwen die voor Kayser poseerden noemde hij ‘sitters’, en maken de indruk overal voor in te zijn, waardoor een an sich lachwekkend beeld (een vrouw met haar billen in een taart) opeens ontroering opwekt, omdat er duidelijk sprake is van een spel, misschien zelfs wel een liefdesspel, tussen de fotograaf en de gefotografeerde, die gebaseerd lijkt (ik houd een slag om de arm) op consent. Waarom heeft Kayser deze vrouwen juist zo gefotografeerd (inclusief props, fraaie settings, die steeds terugkeren, maar ook buiten)? Er zit iets vrolijks in deze foto’s, vrijheid en grenzeloosheid, maar bovenal hangt over deze foto’s – waarin alles draait om menselijk contact – een sluier van extreme eenzaamheid en tristesse.

Ik kocht her en der foto’s van John Kayser, en bezocht in Los Angeles de fotograaf Max Farago, die veel werk van Kayser in bezit had en ook heeft getoond. Bij hem kon ik een ‘car crush’ werk kopen, met Kayser ‘geplet’ onder een autoband, waarvan hij er een zeer select aantal maakte. Ik onderdrukte de neiging om Kaysers huis te zoeken en zijn modellen op te sporen. Kayser schreef vaak achter op de foto’s de namen van de vrouwen die hij fotografeerde, meer bedoeld als mental notes dan als biografische informatie. Maar uit respect voor Kayser, en de vrouwen, liet ik het erbij zitten.

De foto’s vertelden me genoeg.

Joyce Roodnat vroeg zich af, na een artikel van Arjen Ribbens in NRC Handelsblad over John Kayser: ‘Maar zijn het ook goede foto’s?’ Het antwoord is: ja. De foto’s zijn bij vlagen onbeschrijflijk mooi, er zit schoonheid en verdriet in, je voelt de sixties & seventies vibe in Amerika (en dan met name natuurlijk Los Angeles), en ze voelen in al hun weirdness ongelooflijk vertrouwd. Natuurlijk, er zitten genoeg foto’s in de nalatenschap die de fotograaf niet aan de openbaarheid zou hebben willen prijsgeven als het wel tot exposeren was gekomen, iedere nalatenschap is en blijft ongecureerd tot de postume curatoren ermee aan de slag gaan, maar goed, ook de beste fotografen maken weleens een mispeer.

Kayser heeft nooit geëxposeerd. Hij heeft deze foto’s hoogst waarschijnlijk deels gemaakt voor zijn eigen gerief (dit is mijn subjectieve interpretatie) en deels om contact te kunnen leggen met vrouwen, waar hij een crush (pun intended) op had. En zij misschien ook wel op hem, want waarom zouden ze anders jarenlang voor hem poseren, zonder aanwijsbaar doel?

Na Kaysers dood zijn er exposities van zijn werk geweest in vele landen, maar in Nederland is het allemaal nog maagdelijk. Wees dus niet beschroomd en ga de foto’s zien, en de films, want Kayser filmde zijn modellen vaak (deels ontkleed) wandelend in de natuur, en ook die zijn zeer de moeite waard – de films bedoel ik. Om in de stemming van de expositie CRUSH te komen beveel ik alvast de fraaie clip gemaakt voor het nummer 'This House Has No Living Room' van de band YAK aan, te vinden op YouTube, een video die uit louter films van John Kayser bestaat.

Een hypnotiserend nummer, de perfecte soundtrack bij Kaysers leven.

Onvergetelijk.

 

Dit artikel verscheen op donderdag 22 april in Het Parool.

 

CRUSH, foto’s van John Kayser, te zien bij Galerie Gerhard Hofland, Bilderdijkstraat 165, Amsterdam, opent vrijdag 23 april om 12.00 en loopt tot 5 juni. Van 23/4 tot 25/4 vindt tevens Amsterdam Art Gallery Tour & Gallery Opening Weekend plaats.